Vandaag verscheen in De Telegraaf de column van Catherine Keyl over ‘Skûtsjesilen’.
Iedereen kent van die momenten dat je neerslachtig bent. Ik zou adviseren: ga naar Skûtsjesilen, dan is het zo voorbij. Het kan nog zeven dagen.
Eerst even mijn neerslachtigheid. Ik loop relaxed door een tuincentrum als een moeder met twee kinderen in de winkelkar me passeert. ‘Dag lelijke, dikke mevrouw,’ zegt het jongetje van vijf tegen me. De moeder reageert niet. ‘Dat vind ik niet aardig van je,’ zeg ik tegen het jongetje. Hij mag misschien gelijk hebben, maar zoiets zeg je niet tegen een voorbijganger. ‘Ach, het is een fase,’ reageert de moeder nu lakoniek. ‘Maar als u dat niet corrigeert, zal Uw zoontje dat normaal gaan vinden,’ zeg ik. ‘Ach flikker op,’ zegt de moeder.
Ik ben nu al drie dagen neerslachtig door dit voorval. Waarom eigenlijk? Omdat het laat zien hoe de toekomstige generatie omgaat met de gevoelens van een ander. Het interesseert ze niks, en wat erger is, degenen die zouden moeten corrigeren laten het ook al afweten. Het staat voor de teloorgang van onze eens zo vriendelijke maatschappij, waar je een beetje rekening hield met een ander. Al was het alleen maar omdat we met zovelen op zo’n klein oppervlak wonen. En kijk: alle vooroordelen en neerslachtigheid werden te niet gedaan na een bezoek aan Grou, in Friesland. Afgelopen zaterdag werd de eerste race van het Skûtsjesilen gehouden en ik was uitgenodigd op een boot om de wedstrijd van dichtbij gade te slaan.
Mijn gastheer deed een poging zijn enthousiasme op me over te brengen. Hij vertelde hoe elk dorp zijn eigen schip heeft. Dat er een paar schepen met nieuw tuigwerk zijn en dat de afgelopen jaren steeds dezelfde schipper won. Dit jaar won overigens de boot van Grou, tot groot genoegen van de gastheer.
Ik kon mijn aandacht niet goed bij zijn verhaal houden omdat er steeds allerlei hapjes voorbijkwamen: Friese worst, Fries suikerbrood, capricioso, toastjes, drankjes. Naarmate het begin van de wedstrijd naderde kwamen er meer boten aan de onze vast te liggen. Meest sloepen.En iedereen had weer andere hapjes bij zich die dan vervolgens vrolijk van het ene schip naar het andere werden doorgegeven.
Over het algemeen denk ik dat Nederlanders vrij raar opkijken als je aanbelt en vraagt: ’Mag ik hier even naar het toilet?’ Maar aan boord van schepen kan ineens alles. ‘Mag ik even van Uw toilet gebruik maken?’ vraagt een vriendelijke jongeman die uit een sloep op de aak gestapt is. ‘Tuurlijk’, zegt de gastvrouw.
Iedereen is ongelooflijk aardig en attent voor elkaar, daar aan boord. De jonge mensen heb ik niet een keer betrapt op een drankje voor zichzelf halen zonder te vragen of iemand anders iets wilde drinken. Het zal toch niet zo zijn dat de Skûtsje-cultuur als voorbeeld voor de rest van onze maatschappij kan dienen? Maar ik begin het wel te geloven. Mijn neerslachtigheid was meteen weg.
Wat heerlijk om te zien dat er ook nog gewoon ouderwets opgevoede jongeren zijn, die wel rekening houden met een ander. Die mevrouw in het tuincentrum was vast zo’n Gooische, die denkt dat de wereld alleen om haar draait.
Bron: De Telegraaf