In het boek Schippersvrouwen. Verhalen boven water vertellen vijftien vrouwen en dochters van skûtsjeschippers hun levensverhalen. De persoonlijke geschiedenissen zijn opgetekend door Sippy Tigchelaar en Alice Booij. Het boek is op 8 maart, Internationale Vrouwendag, gepresenteerd in het Fries Scheepvaart Museum in Sneek.
Over skûtsjeschippers zijn veel verhalen, over families ook, maar vrouwen komen niet zo vaak aan het woord. Onterecht, vinden Tigchelaar en Booij. Vrouwen werkten hard mee aan boord. Ze zeilden het schip, verzorgden hun kinderen en deden het huishouden.
Alice Booij en Sippy Tigchelaar
Diepe sporen
De vijftien vrouwen in het boek werden geboren op een skûtsje dat nog onder zeil met vracht voer. “De hardheid van het bestaan heeft diepe sporen achtergelaten”, vertelt Sippy Tigchelaar. Aan boord was geen privacy, kinderen moesten op jonge leeftijd al meewerken en naar school ging je niet. Pas in 1969 gold ook de Leerplichtwet voor schipperskinderen, maar daarvoor was er het zogenaamde ligplaatsonderwijs. Kinderen gingen dan een paar dagen naar de lagere school in de plaats waar het skûtsje lag om te lossen en te laden.
Het geldt niet voor iedereen, maar veel schipperskinderen voelden zich buitenbeentjes in het klaslokaal en op het schoolplein. Ze is nu in de tachtig, maar Anne van der Ploeg-Boom weet nog dat ze zich altijd buiten gesloten voelde. “Ik had altijd het gevoel dat ik te veel was.”
Geeske Zwaga – Akke Hoekstra – Anne van der Ploeg-Boom
Janke Schurink-Wijkstra – Janke de Vries-Adema – Stien Visser-Zwering
Liefde voor muziek
Janke de Vries-Adema (86) bewaart goede herinneringen aan het schippersleven. “Wy wiene ek mar mei ús fjouweren oan board: heit, mem, myn sus en ik”, zegt ze. Het ligplaatsonderwijs beviel haar wel. Ze vond het juist wel prettig om van veel verschillende meesters les te krijgen. Zo stond er bijvoorbeeld in Terherne een ouderwetse schoolmeester voor de klas, maar in Hoogkerk – het skûtsje lag daar dan om suikerbieten te laden – had ze les van een jongere, moderne meester. Die speelde viool in de klas. “Ik wist net wat ik hearde. Sa moai. Dêr is myn leafde foar muzyk ûntstean.” De sluiswachter in Gaarkeuken bewaarde de kranten voor de familie Adema. Ze moet lachen: “Myn mem wie sljocht op ’e feuilleton. En wy fûnen it ek moai.”
Kosthuis
Schipperskinderen gingen, als ze ouder werden, ook in de kost. Geeske, de dochter van Ulbe Zwaga en Akke Brouwer, werd toen ze 8 jaar oud was ondergebracht in een kosthuis.”Ik hie it gefoel dat se my der efterliet en nea werom komme soe.” Mem Akke keek niet meer achterom, terwijl Geeske haar uitzwaaide. Het afscheid nemen viel zowel moeder als dochter zwaar. Maar dat gold voor meer schippersfamilies.
Stien Visser-Zwering (1936) werd geboren op een klipperaakje, de Hoop op Welvaart. Ze was een manusje-van-alles aan boord. “Rinne yn ’e beage wie net swier at jo mar op it goeie plak ronnen”, vertelt ze. De mem van huidig SKS-kampioen skûtsjesilen Albert Jzn Visser van Lemmer heeft een tijdje aan de wal gewoond en gewerkt als verpleegster. Maar toen ontmoette ze schipper Jappie Visser, die de kost verdiende op het water. In 1956 stapte ze bij hem aan boord. Het water trok.
Hard bestaan
Veel skûtsjeschippers hadden het niet breed. “It wie foar ús heit en mem in hurd bestean, mar wy ha it as bern wol goed hân oan board”, zegt Janke Schurink-Wijkstra. Haar moeder kreeg toen zij 32 jaar oud was een hersenbloeding en kon niet meer volledig meewerken aan boord. Als mem zich niet lekker voelde, werd er niet gevaren. “Us heit hat it wol swier hân”, zegt ze. Janke trouwde met Siep van Terwisga en stapte bij hem aan boord. In 2002 overleed de schipper. De kinderen uit dat huwelijk zijn gaan varen. “Dêr bin ik wol lilk om west. Ik fûn it net leuk dat harren bern nei in ynternaat moatsten. Mar alles is lokkich goed kaam.”
Nog een bijzonder verhaal: Akke Hoekstra bestierde in haar jeugd samen met haar mem en broertje een skûtsje. Toen haar vader Wijtze in 1956 tijdens een familiebezoekje in Sneek aan een hartaanval overleed, stond de wereld voor mem Antje, de zestienjarige Akke en haar dertienjarige broertje Uilke stil. Want wat nu? Antje besloot het bedrijf voort te zetten en met de WUTA, een Hasselter hevelaak, vracht te varen. Twee keer in de week zeilden ze het IJsselmeer over. Soms zelfs in dichte mist. En nu pas dringt het tot Akke Hoekstra door: “Hoe ha wy dat doe hân? Hoe koene wy as bern al dat swiere wurk dwaan?”
Het boek Schippersvrouwen. Verhalen boven water is een initiatief van de stichting Foar de Neiteam en wordt uitgegeven door uitgeverij Noordboek (232 pagina’s | 24,90 euro)
Foto’s: Martin de Jong